Tot onze niet geringe verbazing kon in Gerik gewoon om half zeven ‘s ochtends ontbeten worden, in het Chinese restaurant naast het hotel dat ons onderdak had geboden. Dat kwam goed uit, want we hadden al besloten dat het voor ons beter was zo vroeg mogelijk te beginnen met fietsen, dus om een uur of zeven, wanneer het net licht begon te worden. Een ontbijt van door Thaise Chinezen in Noord-Maleisië klaargemaakte kway teow kampung om half zeven ‘s morgens, geloof me, dan ben je klaar om te gaan fietsen.
Och, het was maar een etappe van een kilometer of veertig, want daarna zouden we nog flink moeten klimmen en zou er zeker tachtig kilometer lang geen hotel meer zijn. Dat soort dingen zijn nooit zeker, maar het kan geen kwaad het zekere voor het onzekere te nemen, vooral wanneer je na die veertig kilometer uitkomt bij het Belum Rainforest Resort, een luxueuze verpoosplek op het eiland Banding in het Telenggor stuwmeer. Het resort ligt aan de rand van een natuurgebied waar (volgens kenners) geen ijstijd is geweest en waar het oerwoud dus niet zomaar oerwoud is maar de moeder van alle oerwouden. Moerwoud.
Niet dat dat me zoveel zegt. Ik bedoel, een oerwoud is 130 miljoen jaar oud, dat klinkt heel indrukwekkend, maar wat zegt dat wanneer je weet dat bomen hooguit enkele honderden jaren leven, en dieren nog veel korter? Het zegt dat er al heel erg lang gerecycled wordt. En dat je er goed aan doet eerbiedig te mompelen: zo zo.
We zijn een dag gebleven op dat eiland in het stuwmeer en genoten er van de luxe en de rust. We bezochten, samen met twee beminnelijke (oudere!) Spaanse dames en twee Nederlanders, die vader en zoon bleken te zijn en samen een rondreis door Maleisië maakten en het uitstekend met elkaar konden vinden, o.a. een dorp, bevolkt door orang asli – letterlijk: oorspronkelijke mensen. Inboorlingen, zeg maar, die het huidige Maleisië bevolkten voor de komst van de Maleiërs, die zichzelf later als rechtmatige eigenaars van het land zouden gaan beschouwen.
We kwamen met onze boot op een gunstig tijdstip. Vele tientallen personeelsleden van Kentucky Fried Chicken die genoten van een personeelsuitje en ook al in hetzelfde hotel logeerden als wij waren net klaar met hun bezoek aan het dorp waarvan de bevolking zou blijken te bestaan uit het dorpshoofd, enkele vrouwen (de mannen hadden wijselijk de blaaspijp ter hand genomen en waren uit jagen gegaan) en een wat grotere groep kinderen. We hadden net de kans een blaaspijp uit te proberen, wat foto’s te maken en een poging te wagen, tegen beter weten in, een soort contact te leggen met mensen die dagelijks bezocht en bekeken worden en daar min of meer vrede mee hebben omdat er altijd geschenken worden meegebracht (zo, dus u bent een inboorling? enne, hoe is dat nou?), toen de volgende groep van KFC-ers, allemaal met hetzelfde gele t-shirt aan, aan de horizon verscheen en onze tijd dus voorbij was.
Wat ons opviel trouwens: deze orang asli hadden gezichtskenmerken die ons sterk deden denken aan de mensen die we eerder in het uiterste oosten van Indonesië hebben gezien. En dit in tegenstelling tot de mensen met wie we in het oerwoud van Borneo kennismaakten, maar die ook tot de orang asli gerekend worden.
De volgende ochtend namen we afscheid van de Spaanse dames en de Nederlanders, al was het niet de laatste keer dat we ze zouden zien. De Spaanse dames kwamen nog geen uur later toeterend en uitbundig zwaaiend voorbij in hun busje-met-gids, de Nederlanders zagen we wat later, op het hoogste punt van de route, waar zij en wij bijna gelijktijdig aankwamen, zij nadat ze nog een poosje op het meer hadden gekanood en toen in de huurauto waren gestapt, wij nadat we een paar uur lang omhoog hadden gefietst.
We waren langs de ruggegraat van het Maleisisch schiereiland omhoog gekrabbeld, we gleden er aan de andere kant vanaf. We genoten van prachtige uitzichten over maagdelijk woud, en zwaaiden naar toeterende en duim-opstekende voorbijgangers. Voordat de weg meerdere richtingen toestond hadden we het erover: waar gaan we heen? En zo reden we Kelantan binnen, op weg naar Kota Bharu.
22 Oct 2011 at 08:34
Tachtig kilometer zonder hotel…ik raak bij vijftig meter zonder 7-eleven al lichtelijk paniekerig. Geeft wel weer mooi aan dat wij in de beschaving wonen en jullie nog dagelijks omringt worden door blaaspijpende koppensnellers.
Nog steeds droog achterde orengroet,
cor
22 Oct 2011 at 09:25
Ja, we zitten aan de andere kant van de grens, hè. We volgen het wel en wee bij de beschaafde buren vanaf een veilige afstand.
22 Oct 2011 at 08:37
Richard, mijn verbazing was groot te lezen dat KFC-ers op dagtrips gaan in Maleisie. Ondenkbaar hier. Dan zou de KFC een dag dicht moeten. De revolutie zou nakende zijn.
22 Oct 2011 at 09:23
Het zelfde geldt voor Maleisië, hoor. Er waren een man of honderd op personeelsreis, dus er waren nog duizenden aan het werk. Ook in Maleisië is een dag zonder gefrituurde kip niet denkbaar. Het zou me niet verbazen als er iets over in de grondwet staat.
22 Oct 2011 at 16:14
;-))
22 Oct 2011 at 14:32
Wat een lange blaaspijp, daar moet je wel genoeg adem voor hebben, bravo Charlotte! Weer zo’n prachtige portretfoto.
22 Oct 2011 at 15:22
Wie bergop kan fietsen, kan blaaspijpen, zei mijn oma altijd. Mijn oma zei wel meer rake dingen.