Buiten de katholieke kerk van Daimyo is een fraaie plaquette te vinden met daarin uitgehouwen de naam van de kerk, voorafgegaan door de naam van de stad – Fukuoka. Terwijl ik die stond te fotograferen kwam er een aardige meneer bij me staan die me in het Engels aansprak. Of ik fotograaf was. O nee? Wat dan? Leerling van de Japanse taal, aha. Waarvandaan? Aha. Of ik wist wat de naam ‘Fukuoka’ betekende. Ja, dat wist ik. De eerste kanji staat voor ‘geluk, voorspoed’, en de tweede betekent ‘heuvel’. ‘Happy Hill’, beaamde hij. Mooie naam voor een stad. (Niet dat een mooie naam een garantie is voor een gouden toekomst, trouwens. Zo betekent ‘Fukushima’, op analoge wijze naar het Engels vertaald, ‘Happy Island’. Wat is in een naam, nietwaar?)

Fukuoka: 'Happy Hill'

Hij stapte over op iets anders. Ik was natuurlijk katholiek. Hoezo? vroeg ik. Ja, als je uit Polen komt, dan ben je toch katholiek? Nee, niet Poland, maar Holland. O. Maar ik was toch wel een christen? Nee, ik hoor bij geen enkele kerk. Aha. De aardige meneer wenste me een goede dag en ging de kerk in.

Eerder op de dag was ik langs een aantal vrouwen gelopen die op een kruispunt vriendelijk stonden te glimlachen naar voorbijgangers. Ze hielden blaadjes op met een opschrift dat vertaald kan worden als: Word wakker! Het duurde even voordat tot me doordrong dat je dat ook kunt vertalen als: Ontwaak! En nu werd ook duidelijk wat dat voor mensen zijn die af en toe aan de deur komen, en die na mijn ‘sorry hoor, er is nu even niemand thuis’ een verontschuldiging mompelen en verder gaan.

Dit had een verhaal kunnen worden over ‘de kerstening van Japan’ als analogie voor ‘de islamisering van Europa’, er had een boodschap in kunnen zitten.

Maar het verhaal gaat een andere kant op.

Nadat de aardige meneer in de kerk verdwenen was liep ik een zijstraat in, en toen nog een zijstraat, en toen… kwam ik in een deel van de stad dat ik nog niet goed kende, waar een alle-zintuigen-in-staat-van-opwinding-brengend aanbod aan culinaire gelegenheden gevestigd is. Naast een bakkerij waar verse croissants in de etalage lagen was een winkel die allerlei soorten shouchuu (een van het eiland Kyushu afkomstig distillaat) verkocht. Verderop verschillende restaurants met streekspecialiteiten, knusse, ‘on-Japanse’ cafeetjes, en… een echt, authentiek Thais restaurant, gedreven door een echte, authentieke Thai.

Umegayamochi

Buitenlandse restaurants zijn nogal schaars. Wat wil je ook, met een land waar iedere streek, ieder dorp zijn eigen plaatselijke specialiteiten heeft. Fukuoka is bijvoorbeeld bekend om zijn ramen (noedelsoep) en zijn mentaiko (een soort kaviaar van koolviseitjes). Een bezoek aan Kumamoto, meer eilandinwaarts, kun je niet beëindigen zonder basashi te hebben gegeten, rauw dun gesneden paardenvlees – sashimi, maar dan van paard. Dazaifu, waar ik afgelopen zondag was, is synoniem met umegayamochi: in een soort tosti-ijzer gebakken bolletjes van rijstdeeg, gevuld met een azukibonenmengsel. Ook afgelopen zondag maakte ik kennis met motsunabe, een aan tafel bereid pruttelpotgerecht met stukjes koeiendarm, wat als een grote lekkernij wordt beschouwd en ook inderdaad een rijke, volle smaak had. Bij Japanners is eten altijd een dankbaar gespreksonderwerp, en er valt altijd over bij te leren. Dus als een Japanner mij vraagt: hou je van Japans eten?, is er maar één antwoord mogelijk: ja, natuurlijk. En dan is aan de reactie te zien dat dat het juiste antwoord was.

Tonkotsu ramen, foto van ichiran.co.jp

De lunchpauze is één van mijn favoriete onderdelen van de dag. Ruim een uur om in de buurt de plaatselijke ramen te gaan eten, of de uit Osaka en Hiroshima afkomstige okonomiyaki (gebakken mengsel van beslag met noedels of kool, met allerlei toevoegingen, soms – ten onrechte – Japanse pizza of pannenkoek genoemd), een tendon (tempura in een kom met rijst, en misosoep), een ‘vul maar in’-teishoku (standaard maaltijd met een hoofdbestanddeel, rijst, soep en zoetzure kleinigheidjes), yakisoba (gebakken noedels) of een van de vele andere, verrassend betaalbare gerechten die voor de lunch worden aangeboden.

Of om een bento te halen: een lunch’doos’ die oorspronkelijk de Japanse variant van onze broodtrommel was maar die je nu kant en klaar kunt kopen en waar echt van alles in zit. Terwijl de motsunabe van hierboven een eenpansgerecht is waarvan de bedoeling is dat de smaken zich met elkaar vermengen gaat de bento uit van een ander, vaak in de Japanse keuken toegepast principe: hou alles van elkaar gescheiden om ieder onderdeel goed tot zijn recht te laten komen. Verdeel en laat heersen, zeg maar.

Bento, één van de vele, vele soorten

Er kan in zo’n bento een complete wereld aan ervaringen zitten. Koude, maar ook warme gerechtjes. Rauwe, gekookte, gefrituurde, gebakken ingrediënten. Vis, vlees, groente, rijst, ingelegde vruchten. Kleuren, texturen: bij ieder hapje dat je tussen je eetstokjes neemt en naar je mond brengt staan je ervaringen te wachten die anders zijn dan bij het vorige.

Probeer het je maar eens voor te stellen. Een stukje paprika: groen, beetgaar, hartig-zoet. Dan een stukje omelet: geel, sponzig, zoet. Wat rijst: wit, kleverig, subtiel van smaak. Een schijfje gember: zoet-zuur, knapperig, vochtig. Konnyaku (in het Nederlands konjak of konjac): paarsgrijs, rubberig, neutraal van smaak. Een stukje gebakken vis. Enzovoort.

En dan is de lunchpauze voorbij en begint de school weer. Maar morgen is er weer een lunchpauze.