Het hoogtepunt van oud en nieuw viel niet op oudjaarsavond. Niet dat oudjaarsavond in het water viel, zoals het dat kennelijk wel deed voor iedereen die op Koh Phayam probeerde de laatste avond van het jaar buiten door te brengen. Nee, de regen die op Phayam viel die avond, daar hebben we niets van gemerkt.

We lagen voor anker in de zuidwestbaai van Koh Bon, samen met vijf andere ‘duikboten’ die er de nacht doorbrachten in de bescherming die die baai biedt tegen de noordoostenwind die soms behoorlijk van leer kan trekken en dat de volgende dag ook zou doen. Charlotte en ik besloten in de loop van de avond niet aan de middernachtduik mee te doen omdat we er niet veel van verwachtten en toch al niet zo van nachtduiken houden. In plaats daarvan bleven we op de boot, waar we getuige waren van een fantastisch vuurwerk dat door sommige van de andere boten werd afgestoken. Weliswaar is vuurwerk in een natuurgebied (natuurlijk) verboden, maar er mag wel meer niet, en het schouwspel was werkelijk indrukwekkend.

Nee, het hoogtepunt, dat kwam op nieuwjaarsdag. Er was ons al verteld dat in het water rond Koh Bon af en toe manta’s te zien waren, maar, werd er meteen bij gezegd, dat was voornamelijk in april.

Bij de eerste duik, om acht uur ‘s morgens, kwam er een manta langs. Gewoon voorbij zwemmen, één keer, als op doorreis. Een waarschijnlijk wat ouder dier, vol littekens van aan lang leven, zonder staart en met een hap uit het achterlijf. Wij natuurlijk uitgelaten. Bij de tweede duik hingen we met een stuk of dertig duikers bij verschillende delen van de westpunt van het eiland, toen een andere manta langskwam. Deze keer een wat jongere, begeleid door twee cobia’s die er trouw onder hingen. Het duurde niet lang voordat ook de eerste weer terugkwam, en voor de ogen van de verrukte duikers ontvouwde zich een ballet: ze draaiden, gleden tussen ons door, over ons heen, onder ons door. Soms synchroon, soms tegen elkaar in, zeker een half uur lang. En als finale zwommen ze op elkaar af, om, net voordat ze elkaar raakten, in een hoge bocht uiteen te draaien. En te verdwijnen.

Dat was voor ons 1-1-11, een bijzondere manier om het nieuwe jaar te beginnen, op een bijzondere datum. Eigenlijk was het 1-1-2554, want Thais hebben een eigen jaartelling, maar ook de annus domini wordt erkend, en dat leverde dit jaar een wel heel mooie eerste datum op.

Na een dag uitrusten op Koh Phayam om het overschot aan stikstof uit ons bloed te krijgen zijn we weer op de fiets gestapt. De Andamankust blijkt wat heuvelachtiger te zijn dan de oostkust, wat bij de heersende luchtvochtigheid vooral heel veel zweten met zich meebrengt. Weinig dorpen, wel veel kraampjes die langs de weg kapi (garnalenpasta die in sommige gerechten als ingrediënt wordt gebruikt) en garnalensaus verkopen.

We fietsen door een uitgebreide islamitische enclave, kennelijk een gevolg van bekeerders die vanuit het westen kwamen en dus aan de Thaise westkust aanmeerden. We hebben natuurlijk door veel islamitische gemeenschappen gereisd, maar het contrast tussen Thaise boeddhisten en Thaise moslims zorgt ervoor dat het deze keer wat bedrukkend werkt. Boeddhisten worden van jongs af aan grootgebracht met waarden als openheid en tolerantie. Ze zijn gericht op De Ander, lachen veel, komen erg vriendelijk over. Moslims daarentegen groeien op met aandacht voor de eigen gemeenschap. We worden nieuwsgierig aangekeken, maar zelden toegelachen of begroet. Moslims, bedenk ik, worden geboren met een groot aantal geboden en verboden, hen opgelegd door een hardvochtige en vreeswekkende heer en waaraan ze zich, althans in theorie, hun hele leven lang niet kunnen onttrekken. Hoe anders leven de boeddhisten. Weliswaar leven ook zij niet in het paradijs. Ze hebben te maken met de corruptie, machthonger en inhaligheid van hun leiders (en geloof me, daar zitten klereleiders tussen). Maar ze doen tenminste alsof ze in het paradijs leven. Het verschil is groot.

Goed, weer op pad. Bovenstaande schreef ik net in een internetcafé waar we, schijnbaar ver van iedere bebouwing, toevallig langs kwamen. Nu nog even kijken of de wereld het nog doet, en dan weer een stukje rijden. We denken over een paar dagen in het Khao Sok natuurgebied te zijn. Van daar dus wellicht meer.

O, die manta’s…